De zachte weg van Professor Kano
柔道
Zelfverdedigingskrijgskunst
Judo is een Japanse zelfverdedigingskunst. De naam Judo betekend “de zachte weg”.
Professor Jigoro Kano(1860-1939) ontwikkelde Judo in 1882. Op 22-jarige leeftijd opende professor Kano zijn eerste Judoschool in Tokio de Kodokan en is tot op de dag van vandaag de hoofd-dojo van Judo.

Geschiedenis
Judo is ontstaan uit Kano’s onvrede met de harde en ruwe technieken die hij leerde als leerling bij zijn leermeesters in traditioneel Jiujitsu en Tai-jitsu. Door zijn studies in filosofie en pedagogiek aan de universiteit van Tokio, bevatte zijn nieuwe verdedigingskunst niet alleen lichamelijke training maar ook mentale training en omgangsvormen. Meester Kano selecteerde enkele technieken die de tegenstander konden uitschakelen. Zonder de bedoeling de tegenstander daarbij ernstig te verwonden. Dit is de basis van Jigoro kano’s krijgskunst.
Bekijk hieronder een YouTube film van traditioneel Judo door Jigogo Kano
Van krijgskunst naar wedstrijdsport
Judo in de tegenwoordige wedstrijdvorm verschild erg van de vorm zoals de grondlegger Kano het ontwikkeld heeft. Oorspronkelijk was het de bedoeling dat bij de beoefening, kracht geen enkele rol zou spelen. Door middel van de juiste toepassing van de geleerde technieken, zou een klein en zwak persoon zich op tamelijk elegante manier tegen een grote en sterke aanvaller moeten kunnen verdedigen.
Kano heeft bij de ontwikkeling van zijn verdedigingskunst, geput uit de rijke Japanse krijgskunst historie. Combinaties van klemmen en worpen werden echter uit het repertoire weggelaten. Die kunnen gevaarlijk zijn, als de partner de techniek van het meerollen onvoldoende beheerst. Oorspronkelijk was Judo een zelfverdedigingskunst waarbij de filosofie van Jigoro Kano wordt gekenmerkt door twee begrippen:
- Seiryoku Zenyo (Maximale effectiviteit met minimale inzet): Wat een persoon doet, moet met zo goed mogelijke inzet van geestelijke en lichamelijke energie gebeuren. In het judo leert de beoefenaar de kracht van de tegenstander te gebruiken om hem ten val te brengen. In het dagelijkse leven vertaalt dit zich in: Het kiezen van de juiste handelingen, op het juiste moment.
- Jita Kyoei (Wederzijds profijt en welbevinden): De beoefenaars dienen respect te hebben voor zichzelf en voor anderen. Bij het beoefenen van judo leren ze samen te werken om zich de vaardigheden eigen te maken. Zonder tegenstander om mee te judoën kan de beoefenaar de sport namelijk niet leren; De Judoka werpt zelf en wordt op zijn beurt geworpen. Deze opvatting van samenwerkend leren is ook in andere gebieden van het leven van toepassing.
Bij modern wedstrijdjudo is kracht een steeds grotere rol gaan spelen. In wedstrijdjudo kun je ervan uit gaan dat beide judoka’s de technieken en eventuele overnametechnieken in gelijke mate beheersen, zodat ander factoren zoals kracht toch weer een rol gaan spelen.
Olympische sport
Judo is altijd sterk gelieerd geweest aan de Olympische Spelen, in 1909 werd Kano lid van het Internationaal Olympisch Comité. Als IOC-lid geloofde Kano in sport als middel om landen te verbroederen. In 1932 was judo voor het eerste te zien als demonstratiesport. Het lukte Kano als IOC-lid om de Olympische Spelen van 1940 naar Tokio te halen. Helaas werden deze spelen geannuleerd door het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Tijdens de Olympische Spelen van 1964 in Tokio werd Judo een olympische sport waarbij Anton Geesink de eerste gouden Judo medaillon won.
Judo in Nederland
Anton Geesink (1934-2010) was een legendarische judoka uit Utrecht welke in 1961, als eerste niet japanner erin slaagde om de wereldtitel te behalen in Parijs.
Geesink won twee wereldtitels en 21 Europese kampioenschappen en is een van de drie niet Japanners met een 10de dan Judo uitgereikt door het IJF.